Nederland telt in 1850 3,1 miljoen inwoners. Sindsdien is de omvang van de bevolking meer dan vervijfvoudigd. Dit komt overeen met een gemid- delde bevolkingsgroei van 1 procent per jaar (Figuur 1). In de hele periode 1850-2000 is er geen enkel jaar met een negatief groeipercentage. De jaren met de laagste percentages zijn 1855 en 1859 (0,28 procent), jaren waarin door verschillende epidemieën de sterfte buitengewoon hoog is. De grootste afwijking naar boven doet zich met 2,56 procent voor in 1946, het jaar dat te boek staat als de top van de naoorlogse ‘babyboom’.

Afgezien van de soms sterke jaarlijkse fluctuaties, vooral rond de beide wereldoorlogen, kan de hele periode 1850-2000 voor wat betreft de groei worden onderverdeeld in een aantal tijdvakken. Het eerste tijdvak bestrijkt de jaren 1850 tot omstreeks 1900 en kenmerkt zich door een stijgend groeipercentage van minder dan 1 tot rond 1,4. Daarna blijft tot halverwege de jaren zestig het jaarlijkse groeipercentage rond dit niveau schommelen. Vervolgens loopt de groei tot het midden van de jaren tachtig sterk terug tot minder dan een half procent. De laatste periode, 1985-2000, laat weer enige stabilisatie van het groeipercentage zien.

Het heeft 36 jaar geduurd om Nederland van 3 naar 4 miljoen inwoners te brengen. Van 4 naar 5 miljoen heeft 19 jaar gevergd. In de daaropvolgende decennia wordt deze periode steeds korter totdat in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw de bevolking in nauwelijks 6 jaar tijd met 1 miljoen toeneemt. Sedertdien is deze periode echter weer verlengd tot 11 jaar.

Figuur 1 Bevolkingsomvang en jaarlijks groeipercentage, 1850-2000

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb